Monday, April 23, 2007

Speech bij presentatie 'Zondagsgeld'


Beste vrienden,

Het toeval wil dat ik, nét als de elfjarige hoofdpersoon uit mijn boek, op ongeveer diezelfde leeftijd wekelijks zondagsgeld ging halen bij een tante en oom. Ik deed dat ’s morgens; de zondagmiddag daaropvolgend was bestemd om dit zondagsgeld uit te geven. Meestal ging het op aan de entreekosten van de buurtbioscoop, en aan het flesje cola en het zakje smis-chips in de pauze. Maar soms gebeurde het dat ik de bioscoop liet voor wat hij was en besloot dat het geld een véél verstandiger en véél volwassener bestemming moest hebben. Met een hand in mijn broekzak, spelend met de kwartjes en dubbeltjes daar, liep ik dan de hele middag de Haarlemmerdijk op en neer. In de etalages van de gesloten winkels zocht ik naar een mogelijke aankoop die een wijze investering zou opleveren: een fiets, een vulpen, een transistor-radio. Maar hoe ik ook heen en weer drentelde, hoe ik ook met mezelf in ernstig beraad ging, hoe vaak ik het geld in mijn zak ook natelde en vergeleek met de prijskaartjes om zo het aantal toekomstige biscooploze zondagmiddagen te berekenen, nooit kwam ik tot een beslissing. Altijd viel het mij té moeilijk om de voors en tegens van de vele mogelijkheden tegen elkaar af te wegen, en overhandigde ik mijn zondagsgeld aan het eind van de middag toch maar aan de patatzaakhouder op het Haarlemmerplein.

Een vergelijkbare besluiteloosheid heeft zich in mijn leven voorgedaan als het erom ging een plaats te geven aan het milieu waarin ik mijn kindertijd heb doorgebracht. Als puber en jongeman probeerde ik mijn herinneringen aan het leven in die, wat nu genoemd wordt, ‘achterstandsbuurt’ zoveel mogelijk uit te wissen met nieuwe levenservaringen die er mijlenver van weg stonden. Ik haalde een middelbare-schooldiploma, ik gaf me - zij het voorzichtig - over aan de tegencultuur van de jaren zeventig, ik voltooide een universitaire studie, ik las boeken. Nooit bezocht ik meer de buurt waar ik was opgegroeid. Ik hoopte dat naarmate de jaren verstreken ik steeds meer verlost zou worden van dit stuk van mijn leven dat zo beschamend detoneerde bij wat daarna was gevolgd. Tegelijkertijd moest ik natuurlijk vechten tegen het hinderlijke inzicht dat zoiets eigens niet in de vuilnisbak van mijn persoonlijke geschiedenis thuishoorde.

Pas een jaar of twee geleden ben ik - wie zal zeggen hoe en waardoor - tot een andere kijk op mijn verre verleden gekomen. Toen pas zag ik in dat wat ik van mijn (tussen aanhalingstekens) ‘achterstandsfamilie’ heb meegekregen aan herinneringen en ervaringen - of die nou mooi of benauwend, vrolijk of treurig waren - een kapitaal aan zondagsgeld vormt dat ik veertig jaar in een verborgen puntje van mijn broekzak het meegedragen.
Als ik in de jaren daarvóór, bij het zoeken van mijn sleutelbos of - recenter - mobiele telefoon, de oude, stoffige munten per ongeluk met een vingertop aanraakte, trok ik snel mijn hand terug en veegde die schoon.
Pas als man van middelbare leeftijd is het mij gelukt om mijn zondagsgeld - de veelsoortige giften die ik van mijn familie heb ontvangen als jongen - tevoorschijn te peuteren en het uit te geven.

Ik heb er een boek mee gekocht, het wordt hier vanmiddag gepresenteerd. Ik ben u dankbaar als u het wilt lezen.

Tuesday, April 10, 2007

5 april 2007

Van website uitgeverij Mouria:


Zondagsgeld over een jeugd in Amsterdam





Philip Snijders prozadebuut Zondagsgeld over een jeugd in Amsterdam, is donderdag 5 april verschenen. Bij de feestelijke presentatie zei auteur Dorinde van Oort: 'Een dempie, zo leren we, is een berg afval die de Bickereilanders in de gracht plachten te mikken, en die organisch aangroeide tot er een eilandje ontstond dat de Bickerse jongetjes dan testten tot het aangeplempt genoeg was om op te kunnen staan… Dit Philip, is niet genoeg. Er moet meer komen. Dat dempie groeit alleen maar.'