Wednesday, November 08, 2006

Morgenstemming (fragment)

De Witte Brug was nu geheel open en het zwaarbeladen zandschip gleed door de nauwe opening. Mijn neef T. slaagde erin om vanaf de uiterste punt van de reling zijn been zo ver uit te steken dat hij bij een van de hoge zandbergen kon komen die uit het ruim oprezen. Met een schoppende beweging deed hij een brede sluier van zand op het grachtwater neerdalen. De vermanende roep van de brugwachter aan onze kant ging onder in het gejuich. De man kon op dit moment niet op T. afstappen omdat hij, nu het schip bijna was gepasseerd, alweer bezig was met het laten zakken van zijn brugdeel.
Dit deed hij door, gelijk met zijn collega aan de andere kant, voorzichtig omhoog te klimmen langs laddersporten die zich bevonden aan de zijkant van het verticaal gehesen houten wegdek. Als de brug dicht stond, was het een serie smalle, op een halve meter van elkaar liggende balkjes aan de uiterste zijkant, die mij altijd deden denken aan de flinterdunne, goedkope Koetjesrepen die wij ons soms konden veroorloven. Nu de brug open was, werden de balkjes een ladder die de brugwachter gebruikte om, al klimmend, met het gewicht van zijn lichaam het brugdek langzaam omlaag te duwen.
Ik keek naar de stapje voor stapje tegen de steile schuinte opklimmende brugwachter. Juist door zijn stijgen langs de balkjes kwam de man naar beneden op de door contragewichten vertraagd dalende brug. Als de zich openende benen van een schaar verwijderden zijn lichaam en het brugdek zich van elkaar, waardoor de brugwachter, naarmate hij de hogere sporten bereikte, uit zijn voorover hangende houding steeds meer rechtop kwam te staan. En terwijl ik keek naar dit bewegend mechaniek van brugwachter en brug, begon de muziek, die ik bij T. 's zandverstuiving even kwijt was geweest, weer onstuitbaar in mij op te wellen. Ik loeide en vloekte wat ik kon, harder dan de jongens om mij heen, ik liet mijn tong scheetgeluiden maken tussen mijn lippen, ik wrong mijn aan de reling hangende lichaam in de wildste kuren. En toch was het mij onmogelijk om achter het schouwspel van die dikke geüniformeerde man klimmend op dat bewegende plankier niet de openingsmelodie uit de bandrecorder van de meester te horen. Hoezeer ik ook vocht tegen wat weer bezit had genomen van mijn borstkas, ik was gedwongen die uit een donkere laagte opkomende en naar een heldere weidsheid voerende klanken te verbinden aan wat ik op de brug zag gebeuren. Terwijl de brugwachter zijn sporten beklom en steeds meer rechtop kwam te staan, hoorde ik hoe de bewegingen van zijn lichaam werden begeleid door de muziek in míjn lichaam. Die muziek paste volmaakt bij het trage regelmatige stijgen van de man, zijn rechtop komen, en het zachte dalen van het zware brugdek. In mijn borst werd de muziek zo uitgevoerd dat de melodielijn exact pas hield met het voltooien van de brugsluiting. Op het moment dat het brugdeel van mijn brugwachter zijn laagste punt bereikte en zich vastklikte in dat van de collega aan de andere kant, klonk het afsluitende hoogtepunt van de melodie. Als een zegevierende filmheld stond de brugwachter een seconde in mijn juichende violen.