Wednesday, August 30, 2006

Vodden (fragment)

Twee leerlingen van elke school in ons deel van Amsterdam mochten naar Franse les. Die werd één keer per week van half vijf tot half zes gegeven in een schoolgebouw in de Spaarndammerbuurt. Franse les was bedoeld voor de uitblinkers, voor de paradepaardjes onder de leerlingen van de vijfde en zesde klassen. Samen met Hannie, een klasgenoot uit de Haarlemmer Houttuinen, maakte ik wekelijks die voettocht. Allebei droegen we dan een grote, speciaal voor ons Franse leerboek en het bijbehorende schrift aangeschafte schooltas.
Bij Franse les hoorde huiswerk, een voor ons tot dan toe onbekend fenomeen. Wat woordjes overschrijven en uit het hoofd leren, een eenvoudig oefeningetje invullen; het kostte me meestal niet meer dan een kwartier. Ik maakte dit huiswerk in mijn middagpauze, in het huiskamertje van mijn opoe en opa, waar een groot deel van mijn familie overdag rondhing. Natuurlijk was deze omgeving niet de meest geschikte voor intellectuele arbeid. Maar in tegenstelling tot de andere dagen waarop ik in het blauwgerookte kamertje mijn sneetjes brood moest wegkauwen, kon ik me bij het maken van mijn Franse huiswerk geen betere plaats dan deze voorstellen.
Als ik mijn boek en schrift uit mijn schooltas opdiepte, en ostentatief ging uitkijken naar een plekje aan de tafel, sprong er onmiddellijk een tante op die mij haar stoel aanbood. ‘Ga hier zitten, pik...’ Terwijl ik me daar installeerde, zette mijn moeder een bordje met brood naast mijn boek. Bij het zien van mijn leerhouding dempten de meeste aanwezigen meteen hun stemmen tot fluisterniveau, of deden er abrupt het zwijgen toe. Zij die niet direct in de gaten hadden wat er te gebeuren stond en op het normale krijsvolume doorpraatten, werden door mijn moeder vermaand. ‘Sst! Die jongen van mijn moet Franse taal leren, voor school...’ Ik vouwde wat extra denkrimpels in mijn voorhoofd en boog me over mijn huiswerk, af en toe op de tast een hap brood nemend.
In minder dan een minuut was ik het geëerbiedigde middelpunt geworden van een onwerkelijk stil kamertje. Door de lok haar die voor mijn ogen hing keek ik steeds even naar mijn familieleden die verstijfd en starend naar de muren zaten te wachten op het dichtklappen van mijn boek.

Tuesday, August 08, 2006

De kano (fragment)

Zijn stem klonk eerst zacht en tastend, maar na een paar seconden had die al zijn normale spreektrant hervonden. Zijn keel en mond waren nu vrij van overtollig speeksel en slijm, zodat de klanken helder naar buiten kwamen. De toon waarop hij me toesprak kwam overeen met de uitdrukking in zijn ogen, geruststellend, ironiserend, zijn volledige herstel garanderend. Al pratend wist hij op het beton voor onze voeten zijn pakje shag te lokaliseren. Hij pakte het op en begon, afwisselend naar mij en naar de bezigheid van zijn vingers kijkend, een sjekkie te draaien.
Zó juichend van blijdschap was ik over deze verbale wederopstanding, dat ik zeker een volle minuut niet heb gehoord wát mijn vader aan het zeggen was, wélke woorden uit zijn mond kwamen. Na een kwartierlang in de zekerheid van zijn nabije sterven te hebben verkeerd, voelde dit eerste spreken van hem als een verlossende, klaterende douche die ik in weldadige verdoving over mij heen liet komen. Een verdoving die, toen ik wél naar mijn vader ging luisteren, met elk nieuw woord dat mijn oren binnenkwam verder oploste en plaatsmaakte voor ongeloof, ontzetting en al snel paniek.
Mijn vader sprak tegen mij in een nieuwe, volkomen onbegrijpelijke taal.
Zonder zelf zich van enige verandering bewust te zijn, sprak hij een continue, ontspannen kabbelende stroom van normaal klinkende, maar niet bestaande woorden, van betekenisloze combinaties van klanken en lettergrepen. Aan zijn zinnen zaten vraag- en uitroeptekens, ik hoorde verbazing, humor, goedmoedige plagerij, soms zelfs een aanstekelijk bedoeld grinnikje. Maar dit alles kwam uit hem in een gruwelijke, volstrekt onduidbare tovertaal, een taal met hém als enige spreker. Hij leek erin opgesloten zonder zelf te weten een gevangene te zijn.