Sunday, August 28, 2005

Feessie (1)

Grote familiefeesten (‘feessies’) op het Bickerseiland hadden een vast verloop, een oeroud stramien, dat werd gerespecteerd door zelfs de meest bezopen feestganger. Als er een tante, nicht of neef trouwde, of als er een huwelijksjubileum te vieren was, werd er eerst, weken vantevoren, ‘een zaaltje gehuurd’. Op het Bickerseiland zelf was hiertoe geen mogelijkheid. Daarom zag mijn familie zich bij deze gelegenheden gedwongen om de Haarlemmerdijk over te steken en belet te vragen in een van de vele, meestal door de arbeidersbeweging opgerichte feestruimtes van de Jordaan.
Op de avond van zo’n feest groeide er rond een uur of zeven voor het huisje van mijn opa en opoe op nummer 52 een lawaaierige, door een nevel van haarlak en Fresh-up omgeven kluit van opgedofte ooms, tantes, neefjes en nichtjes, die waren samengestroomd uit alle hoeken van het Bickerseiland. Iedereen probeerde de verlegenheid met zijn of haar nette, strak gestreken kleren, dikke make-up en glimmende haren krampachtig te overschreeuwen en weg te lachen. De mannen dolden elkaar. (‘Wat krijgen we nou, ome J...? Heb tante T. u op de strijkplank gelegen....?’)
Dit groepsappèl voor nummer 52 had tot doel om gezamenlijk mijn moeilijk lopende opoe af te halen - het idee van mijn ópa’s aanwezigheid op feesten was niet eens geschikt als grap - en haar, vergezeld van haar nog thuis wonende ongetrouwde dochter C., op te nemen in het gezelschap en te ondersteunen bij de collectieve voettocht naar het zaaltje. Omdat er veel gedronken ging worden, lieten zelfs de ooms die zich gewoonlijk uitsluitend in hun ‘wage’ verplaatsten (ook alleen op het Bickerseiland zelf), deze voor hun huis staan. Ook zij voegden zich in de lange bonte sliert van kuierende volwassenen en rennende en huppelende kinderen, van waaruit een constant geschreeuw en gegier tegen de gevels werd omhoog gestuwd. De mensen op het Bickerseiland en in de Binnen- en Buiten-Oranjestraat kwamen uit het raam hangen om even mee te genieten van deze langs hun woning trekkende vrolijkheid.
Als de stoet dichtbij het zaaltje was gekomen, zo op enige tientallen meters van de openstaande voordeur, zag je de ooms en tantes in de voorste gelederen plotseling meer deinend gaan lopen, met ingehouden danspassen. Die waren dan al in het bereik van de naar buiten waaiende accordeonklanken van de Jordanese huismuzikant en ceremoniemeester ome Freek. Deze dikke, vrijwel tandeloze en tegen een zeer gering honorarium werkende artiest was altijd vroeg aanwezig, zodat hij de mensen met muziek kon binnenhalen. Op elk familiefeest dat ik mij herinner, leidde hij de feestgangers door exact dezelfde opeenvolging van programmaonderdelen, van half acht ‘s avonds tot één uur ‘s nachts.
Na binnenkomst groepeerde mijn familie zich aan de ene kant van het zaaltje, die van de aantrouwende of aangetrouwde partner aan de andere. Serverende tantes voorzagen de volwassenen onmiddellijk van koffie en de kinderen van cola of seven-up. Voor iedereen waren er weke stukken HEMA-slagroomtaart. Over het stevige volume van ome Freeks accordeon heen werden van het ene tafeltje naar het andere lachend groeten en geintjes geschreeuwd.
Ome Freek voelde het als zijn heilige plicht om de stemming er meteen vol in te brengen. Daartoe hanteerde hij een gevreesd paardenmiddel. Om kwart voor acht beval hij alle aanwezigen om de koffie even de koffie te laten en, in afwachting van het bruidspaar (dat op een later, afgesproken moment zijn intrede zou doen), aan te sluiten in een 'gezellige welkomstpolonaise'. Dan zag je mijn dikke ooms en tantes zich met al hun wilskracht losrukken uit hun tegenzin en, nog zonder een druppel vrijmakende alcohol in het bloed, met gegeneerde koppen een rij vormen, de handen op de schouders van hun voorganger leggen en plichtmatig wiegend aan een ronde door het zaaltje beginnen.
Na een meedogenloos aantal rondgangen wist ome Freek, die luid accordeon spelend voorop liep, na enig exerceren de polonaise te laten eindigen in een opstelling van twee rijen met gelijke lengte, de gezichten naar elkaar: een erehaag. Aan iedereen reikte hij vervolgens een gestencild blaadje uit met daarop de tekst van een welkomstlied op de wijs van Waar in ’t bronsgroen eikehout:

Welkom bruid en bruidegom
Met ons hier vereend
Waar een dierb’re vriendenband
Steeds hechter wordt gesmeed

(Jarenlang hebben mij ooms en tantes hun tongen gebroken over dit zeer on-Bickerseilander taalgebruik.Tot mijn oom G. met een bevrijdende oplossing kwam. Hij vond uit dat als je je bij het zingen beperkte tot de regels: ‘ Welkom bruid en bruidegom, welkom bruid en gom...’, en je deze de gehele melodie met overtuiging bleef herhalen, er geen haan naar kraaide en de tekst net zo onverstaanbaar klonk als bij het gezamenlijke geploeter om al die deftige woorden eruit te krijgen. Zonder dat ome Freek het merkte, zong mijn familie daarna dan ook uitsluitend nog een met galmende stemmen steeds herhaald:
‘Welkom bruid en bruidegom, welkom bruid en gom...!’)
Als ome Freek dan de eerste akkoorden klinken liet, wist het verdekt in de gang opgestelde bruidspaar dat het kon binnenkomen en hief mijn familie het lied aan. Het bruidspaar moest dan, meestal in grote verlegenheid, door de haag heen en weer lopen en zich laten toezingen. Als het lied uit was, haastte iedereen zich opgelucht giechelend terug naar de tafeltjes en begon het echte feest, ingeluid door een zó intensief geplop van bierflesje en geklok van borrels, dat het zelfs ome Freeks accordeon even overstemde.