Monday, November 15, 2004

Formule

Als kind is mij bij het spelen ooit een ongeluk overkomen dat ik, naarmate ik ouder word, steeds meer geneigd ben te zien als een soort formule ter onsluiting van mijn latere levensmysteries. Als ik die bizarre gebeurtenis weet te duiden, worden de ongerijmdheden van mijn bestaan opeens een stuk minder ongerijmd, maak ik mezelf dan wijs.
Ik was vijf, en onder de kinderen in mijn buurt heerste een dartpijlrage. Niet dat er in wedstrijdvorm en met punten werd gespeeld; die ronde werpborden met scorevakjes waren zelfs geheel onbekend. Maar de pijltjes die de feestwinkel op de Haarlemmerdijk verkocht, waren geen speelgoedversie van de echte. Het ging om zwaar in de hand liggende metalen speertjes, met een meedogenloze punt. Ikzelf was te klein, maar de meeste van mijn schooierige neefjes, nichtjes en hun straatvriendjes waren ermee bewapend. De kunst was om de pijl van een zo groot mogelijk afstand met volle kracht in een houten schutting te werpen, waar deze dan diep in verdween. Het droge geluid bij het inslaan en de natrillende plastic vleugeltjes zorgden voor een opwindend moment van geweld en gevaar.
In onze krottenwijk waren nogal wat ongeplaveide stukken straat. “De zandbak”, noemden wij één zo’n stuk land achter ons huis. Waarschijnlijk was er ooit een pand afgebroken, waarna de bodem van grauw zand en brokken steen bloot was blijven liggen. Hier bevond zich een vuilgroene lage schutting, die de stenen binnenplaatsjes van de woningen erachter afsloot. Vóór die schutting parkeerden mijn ooms vaak grote Amerikaanse en Duitse auto’s, hun “wages”. Op de dag en het moment waar het hier om gaat, was mijn ongeveer zes jaar ouder nicht Mieneke haar pijl aan het werpen in het deel van de schutting dat niet was verborgen achter Taunussen en Chevrolets. Ikzelf drentelde heen en weer op het smalle paadje tussen schutting en auto’s. Toen ik vanachter de laatste motorkap tevoorschijn stapte, trof Mienekes pijl mij in het midden van mijn voorhoofd. Mijn schedel werd doorboord en de pijl bleef rechtop in het bot staan. Ik zette het op een rennen, achtervolgd door gillende kinderen. Meerdere personen hebben in de hysterische minuten daarna in wilde paniek geprobeerd de indringer uit mijn kinderkopje te rukken, maar dit bleek een onmogelijke opgave. De pijl zat in mijn voorhoofdsbot vaster dan in welke schutting ook. Bloed schijnt er nauwelijks gestroomd te hebben. Toch was mijn aanblik klaarblijkelijk zò afschrikwekkend, dat geen enkele volwassene mij durfde op te tillen. Uiteindelijk lag ik, met het gekleurde staartstuk van het pijltje ten hemel gericht, angstig huilend op straat. Op enige afstand werd ik omringd door ongelovig loeiende familieleden en buurtgenoten. Zo bereikte mij de ambulance.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home