Saturday, November 26, 2005

Kano (5)

Ik voer nu in het midden van de gracht. Rechts van mij restten nog maar enkele meters Bickerseiland. Vóór mij lag het water van de Realengracht, dat als het bovenste deel van een enorme letter T de Bickersgracht afdekte. Daarachter de bakstenen kolos van de BATCO-sigarettenfabriek, die de lange kade van de Realengracht geheel innam. Een grimmig fort, waarvan de chagrijnige geslotenheid werd benadrukt door de matglazen raampjes, die, als tientallen blinde ogen, slechts in zichzelf leken te kijken. Het gebouw wierp een brede schaduw die het water tot aan de grens met de Bickersgracht zijn helgroene kleur ontnam. Alle toegangen tot de fabriek waren aan de andere kant, zodat op deze kade nooit een levende ziel te bekennen was.
Zoals bij elke kanotocht op woensdagmiddag, peddelde ik, in de Realengracht gekomen, niet naar links - in de richting van het vertrouwde Prinseneiland - maar naar rechts. Langs de verlatenheid van de kade en de grauwe fabrieksgevel voer ik naar het eind van de Realengracht, waar een klapbrug de uiterste punt van het Bickerseiland met de Zandhoek verbond. Achter deze brug begon een weids en winderig stuk open water, een soort voorportaal van het IJ, waar de beschutting van de huizen plotseling wegviel en de golven hoog opsloegen.
Ik had met mezelf afgesproken dat ik op elke tocht een paar meter verder zou uitvaren in deze onafzienbare stadsoceaan met zijn beangstigende vrijheid. Dat ik mij al peddelend steeds wat verder weg zou wagen van die armoedige lap Amsterdam, vanwaar ik in de tien jaar die mijn leven had geduurd - op de schoolreisjes na - nooit een meter was geweken. Zoals niemand van mijn familieleden trouwens. Het Bickerseiland verlaten was ons onmogelijk. De kinderhoofdjes waarmee het was bestraat, hingen als loden gevangeniskogels aan onze enkels. Als ik de Zandhoekbrug achter mij zou kunnen laten, en onbekommerd zou durven wegpeddelen, zou ik mij losvaren van het eiland en van mijn familie. Mijn familie die in een onbereikbaar verleden op het Bickerseiland was neergestreken en het zich voor de eeuwigheid had toegeëigend, die ermee was vergroeid tot één kolossaal bewegingloos en apathisch wezen. Mijn familie waarin steeds de ene talrijke generatie een nog veel talrijker voortbracht, en die, als konijnen in een holenstelsel, steeds meer krotwoninkjes wist te vullen op dezelfde vierkanten kilometer. Dit open water lokte mij weg van het Bickerseiland. Als een ijsbreker wilde mijn kano een doorgang voor me openen naar een onbekende verte, naar een nieuwe wereld, waar ik het zou moeten doen zonder de broeierige bescherming van mijn familienest. Na het losmaken van het aanlegtouw aan het begin van mijn kanotochten, moest ik dat ook doen met de taaie navelstreng waarmee ik zat vastgeklonken aan het Bickerseiland. Iedere woensdagmiddag een stukje.
Ik voer onder de brug uit en voelde de wind tegen mijn hoofd slaan. Op de onstuimige golven begon mijn kano, als een nerveus paard, ongeduldig heen en weer te trekken.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home