Thursday, September 08, 2005

Feessie (2)

Al na een klein uur hadden de meeste ooms en tantes glimmende ogen en wangen. Jasjes gingen uit, stropdassen af en boorden open. Het lawaai van uitgelaten stemmen gemengd met de drukke accordeonmuziek hing als een mist in het zaaltje, één atmosfeer vormend met de laaghangende wolk van shag- en sigarettenrook, die alles grijs maakte, zelfs de fel gekleurde oogmake-up en lippenstift van mijn tantes.
Om negen uur onderbrak ome Freek zijn spel en vroeg weer de aandacht. Het was tijd voor het volgende programmaonderdeel waaraan niemand zich kon onttrekken: de ‘foxtrot-varié’. Het ging hier om een ingenieus opgezette gezelschapsdans, die uiteindelijk niemand op zijn stoel liet zitten. Het bruidspaar opende, samen dansend op een verder lege dansvloer. Ome Freek beschikte naast zijn accordeon ook nog over een onverbiddelijk scheidsrechtersfluitje. Dat liet hij na ongeveer twee minuten keihard door het zaaltje snerpen en riep: ‘Farriejee!’ waarna de bruid een mannelijke, en de bruidegom een vrouwelijke partner uit het gezelschap ten dans moest noden. Weigeren was natuurlijk uitgesloten. (Als ik het me goed herinner, schreef de Bickerseilander etiquette voor dat de bruid als eerste de vader van de bruidegom vroeg, en de bruidegom de moeder van de bruid.) Zo waren er nu dan twee dansparen die draaiend en met langgerekte passen door het zaaltje gingen. Na weer twee minuten blies ome Freek opnieuw op zijn fluitje en vormden zich vier paren. Zo kwadrateerden de dansers zich voort tot iedereen op de vloer was. Aan het eind stonden er zelfs geen kleine kinderen meer aan de kant. Die werden door langsdansende moeders of tantes van de vloer gegrist en moesten meezwieren, meestal benauwd kijkend door de citroenbrandewijn- en parfumwalm waarin ze waren terechtgekomen. Ook een ongelijke verdeling van de geslachten gaf niemand het recht te blijven zitten. Op elk feest zag je meerdere dansparen van twee vrouwen. Meestal dansten die zwijgend en geforceerd neutraal kijkend, een houding waaruit moest blijken hoe volkomen gewoon ze het zelf vonden. En als de remmen echt los gingen, waren er ook altijd wel twee neven of ooms die, tot algehele hilariteit, met overdreven nichterige danspasjes en heupbewegingen elkaar over de dansvloer gingen leiden. (‘Hij zit aan m’n kont...!’ hoorde je dan steevast gillen met een hoog stemmetje.) Uiteindelijk was de dansvloer zo vol, dat er geen echte passen meer konden worden gemaakt en elk paar gedwongen was min of meer stationair te dansen.
De bedienende tantes liepen de hele avond af en aan met dikbuikjes bier, flessen jenever en citroenbrandewijn. (Het kanariegele ‘cee-beetje’ was het enige drankje dat mijn tantes dronken.) Tegen half tien werden daar eetbare consumpties aan toegevoegd: zoute pinda’s, chips en stukjes kaas op een koffiekopschoteltje, met een klodder mosterd ernaast. Ome Freek speelde onvermoeibaar door. Zijn repertoire bestond voor het overgrote deel uit Jordanese klassiekers die door iedereen met overgave werden meegezongen. Geef mij maar Amsterdam, Een pikketanussie, In de Willemstraat ben ik geboren... (Zo ver in de tijd als deze ervaringen nu van mij af staan, kan ik nog steeds mijn ontroering niet onderdrukken als onverwacht zo’n oude melodie mijn gehoor binnenwaait. Ontroering die even als een alles overheersende pijn door me heen schiet.) Maar als de avond al wat vorderde, lardeerde ome Freek zijn medleys ook met dansmuziek voor de jonge generaties: rock ’n roll en twist. Bij die laatste dans probeerden mijn nichtjes altijd hun vaders en ooms op de dansvloer te trekken. De aanblik van zo’n twistende dikke en aangeschoten vijftiger was namelijk een gewilde attractie op onze feesten. Onwrikbaar als bomen stonden ze gedurende de hele dans op dezelfde vierkante meter, de ene heen en weer bewegende voet op de tenen, de andere op de hiel. (Ik meen me te herinneren dat sommige ooms ter bevordering van het soepel voetendraaien hun schoenen uitdeden.) De onderarmen in een rechte hoek langs hun uitdijende flanken, bewogen ze grijnzend hun schouders en heupen in een traag en statisch ritme, hoezeer Chubby Checker ze ook probeerde op te zwepen tot een wildere motoriek. Als ze aan het twisten waren, leken de bewegingen van mijn ooms op die van met een sleuteltje opgewonden speelgoedclowntjes. Om toch nog enige creatieve variatie te tonen, lieten de meesten zich halverwege de dans langzaam door de knieën zakken, tot ze op hun hurken aan het twisten waren. Als ze daarbij niet hun evenwicht verloren en omver tuimelden (wat vaak gebeurde, onder gierend gelach van de omstanders), krikten ze zichzelf daarna in hetzelfde trage tempo zegevierend weer omhoog. Voor deze acrobatiek beloonden wij, het publiek, deze ooms natuurlijk met geschreeuw en gefluit.
Om een uur of elf brak het moment aan dat het onbetwiste hoogtepunt vormde van elk familiefeest, en waaraan ik de meest onverslijtbare herinneringen bewaar. Meestal zag je dan eerst mijn oom F., primus inter pares van de ooms, naar ome Freek gaan en met deze even de koppen bij elkaar steken. Tijdens dit overleg speelde ome Freek door, maar hij liet de slotakkoorden van het nummer niet, zoals hij gewoon was, overgaan in de opening van het volgende. Zijn accordeon viel stil en hij kondigde aan dat ‘een paar leden van de familie graag voor ons willen optreden.’

1 Comments:

Blogger giovanni said...

Dus er komt nog een Feessie 3?
Mooi: "Zijn accordon viel stil..." Al die tijd had ik de accordeon horen spelen.

2:02 PM  

Post a Comment

<< Home