Tuesday, February 22, 2005

Potloden

Als een fronsende gorilla stond mijn lagere school aan de Nieuwe Teertuinen. Misprijzend loerde de donkere kolos naar het Prinseneiland aan de overkant van de gracht, en het Bickerseiland daarachter. Voor dat misprijzen was ook wel reden: de gemiddelde bewoner van die eilanden had niet veel op met het instituut school. Voor de meeste volwassen eilanders begon achter de zware eikenhouten deuren een andere en verontrustende dimensie, een wereld van stropdassen, colberts en beschaafde taal. Een onbetrouwbare wereld waarin je je ontheemd en klein voelde en waar je op je hoede moest zijn. Juffen en meesters (en misschien dokter J., die ieders huisarts was) waren dan ook zo ongeveer de enige leden van de gestudeerde klasse aan wie de eilanders met enige regelmaat werden blootgesteld. Die werden onderdanig tegemoet getreden, maar achter hun rug bespot en met geaffecteerde uitspraak nagebauwd.
Ook met de kinderen had de school het niet gemakkelijk. De meesten droegen in hun schokkerige lijven en wegkijkende ogen hun rauwe gezinsleven iedere dag mee de klas in. Jilke van den E., broodmager, naar pis stinkend en met dikke bril, rende schuw en met ongerichte motoriek door zijn dagen. Zijn schouders hield hij opgetrokken en zijn hoekige hoofd was ontwijkend naar beneden gericht. Zonder aanleiding kneep hij in een reflex steeds zijn ogen dicht, alsof hij de grote klauw van zijn vader continu door de lucht hoorde suizen, op weg om hem een meedogenloze ram te verkopen. Pietje G. vloog soms in blinde drift de juffen en meesters aan. Ik herinner me volwaardige worstelpartijen tussen hem en de zenuwzieke meester B. Tafeltjes omgooiend tuimelden ze samen door het lokaal, terwijl ze hysterisch krijsend op elkaar in schopten.
Veel werd er niet geleerd op die school. Toch werd het feit dat ik wèl wilde leren, en me daardoor onbewust wat minder teugelloos gedroeg, redelijk geaccepteerd. Ook al had ik verdacht mooie rapporten, ik werd geen pispaal of paria in die jungle, zoals zoveel andere kinderen wel. Natuurlijk probeerde ik om me op andere terreinen zoveel mogelijk te gedragen naar de geldende codes, maar ik vloekte en knokte toch duidelijk minder dan mijn vriendjes. Waarschijnlijk werd ik voor uitstoting behoed door mijn afkomst: een puur autochtone Bickerseilander familie. Dat ik erbij hoorde was daarmee boven elke twijfel verheven.
Maar soms was ook ik het slachtoffer van de dagelijkse pesterijen en wreedheden. Eén zo’n moment, dat zich in de vijfde klas moet hebben afgespeeld, is me redelijk scherp bijgebleven.
De aanleiding weet ik niet meer, maar drie of vier jongens, die tot kort daarvoor mij goed gezind waren geweest, hadden zich gezamenlijk tegen mij gekeerd. Al de hele ochtend had ik het tegen mij gesmede complot voelen broeien in hun gekonkelefoes en gegrijns. Ergens tegen twaalven, vlak voor de middagpauze, verliet meester De H. het lokaal om, zoals hij gewoon was, een kwartiertje te gaan roken en flirten bij de juf naast ons. Ik zat - misschien dat zo mijn status van ‘beste van de klas’ zichtbaar werd bekroond - op de eerste rij, direct voor de tafel van de meester. Omdat ik achter mij vals gegniffel en ingehouden opwinding hoorde, keek ik strak naar het boek op mijn tafeltje. Een harnas van geveinsde concentratie moest me beschermen. Over mijn hoofd heen werd plotseling een potlood op mijn boek gegooid. Direct daarna volgden een tweede en een derde. Ik keek niet op en verplaatste ook de potloden niet. De eerste jongen kwam hikkend zijn potlood terughalen (“Effe me potlood….”), toen de andere twee. Een paar seconden later herhaalde de aanval zich, en zo ging het door. Verbittering en zelfmedelijden namen bezit van me. Maar in plaats van naar een woedende of wanhopige uitbarsting, werd ik willoos getrokken naar een geheel andere reactie. Ik begon de potloden gedienstig, in een klein keurig boogje, over mijn hoofd naar de jongens terug te gooien. “Hij gooit ze terug…!” Ze vielen over elkaar heen van lol en gêne tegelijk. Ik bleef verkrampt naar mijn boek kijken, niets ziend, behalve de steeds weer landende potloden – instrumenten van mijn troostend masochisme.

0 Comments:

Post a Comment

<< Home